doelen
Nederlands
Woordafbreking
- doe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doelen |
doelde |
gedoeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
doelen [3]
- ~ op: verwijzen naar iets
- Als hij spreekt over zijn geboorte stad, doelt hij op Den-Burg op Texel en niet op Den-Helder waar hij eigenlijk geboren is.
- ~ op: zinspelen op
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doelen | doelens |
verkleinwoord | doelentje | doelentjes |
Zelfstandig naamwoord
doelen m
- schietbaan, oefenplaats van de vroegere schutterij
doelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord doel
Gangbaarheid
- Het woord doelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.