doelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdulən/
Woordafbreking
  • doe·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mikken’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doelen
doelde
gedoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

doelen [3]

  1. ~ op: verwijzen naar iets
    • Als hij spreekt over zijn geboorte stad, doelt hij op Den-Burg op Texel en niet op Den-Helder waar hij eigenlijk geboren is. 
  1. ~ op: zinspelen op
enkelvoud meervoud
naamwoord doelen doelens
verkleinwoord doelentje doelentjes

Zelfstandig naamwoord

doelen m

  1. schietbaan, oefenplaats van de vroegere schutterij

doelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doel

Gangbaarheid

  • Het woord doelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.