basaal
Nederlands
Woordafbreking
- ba·saal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘aan de basis’ voor het eerst aangetroffen in 1933 [1]
- afgeleid van basis met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | basaal | basaler | basaalst |
verbogen | basale | basalere | basaalste |
partitief | basaals | basalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
basaal
- fundamenteel.
- Basale cellen zijn de diepstgelegen cellen van de opperhuid.
Vertalingen
1. fundamenteel
2. aan de basis liggend
Gangbaarheid
- Het woord basaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'basaal' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.