basaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  basaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /baˈzal/
Woordafbreking
  • ba·saal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘aan de basis’ voor het eerst aangetroffen in 1933 [1]
  • afgeleid van basis met het achtervoegsel -aal [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen basaalbasalerbasaalst
verbogen basalebasalerebasaalste
partitief basaalsbasalers-

Bijvoeglijk naamwoord

basaal

  1. fundamenteel.
    • Dit is zeker basale kennis. 
  1. (medisch) (anatomie) aan of bij de basis liggend
    • Basale cellen zijn de diepstgelegen cellen van de opperhuid. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord basaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.