barsten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·sten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘splijten’ voor het eerst aangetroffen in 1270 [1]
  • afgeleid van barst met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
barsten
barstte
gebarsten
zwak -t

gemengd

volledig

Werkwoord

barsten

  1. ergatief heftig breken of uiteenspatten
    • Het koude glas barstte toen er heet water in werd geschonken. 
  1. absoluut ~ van een versterking van de uitdrukking die volgt
    • Het barst er van de muggen. 
    • Hij had het hele examen gebarsten van de slaap. 
    • Hij heeft een barstende hoofdpijn. 
  1. laten barsten: iemand niet (meer) helpen terwijl dat eigenlijk wel moest
    • De vrouw liet haar man barsten toen hij het moeilijk had op zijn werk. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

barsten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord barst

Gangbaarheid

  • Het woord barsten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.