barsten
Nederlands
Woordafbreking
- bar·sten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘splijten’ voor het eerst aangetroffen in 1270 [1]
- afgeleid van barst met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
barsten |
barstte |
gebarsten |
zwak -t
gemengd |
volledig |
Werkwoord
barsten
- ergatief heftig breken of uiteenspatten
- Het koude glas barstte toen er heet water in werd geschonken.
- absoluut ~ van een versterking van de uitdrukking die volgt
- Het barst er van de muggen.
- Hij had het hele examen gebarsten van de slaap.
- Hij heeft een barstende hoofdpijn.
- laten barsten: iemand niet (meer) helpen terwijl dat eigenlijk wel moest
- De vrouw liet haar man barsten toen hij het moeilijk had op zijn werk.
Hyponiemen
- afbarsten, doorbarsten, losbarsten, opbarsten, openbarsten, uitbarsten
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord barsten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'barsten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.