barrière
Nederlands
Woordafbreking
- bar·ri·è·re
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘versperring’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barrière | barrières |
verkleinwoord | barrièretje | barrièretjes |
Zelfstandig naamwoord
barrière v/m
- Zijn lage opleiding vormde een barrière voor zijn verdere promotie.
- Wij moesten stoppen want de brokstukken van het ongeluk vormde een barrière.
Vertalingen
1. begrenzing, bescherming
Gangbaarheid
- Het woord barrière staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'barrière' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.