banksaldo

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·sal·do
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord banksaldo banksaldo's
banksaldi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

banksaldo o [1]

  1. tegoed dat iemand bij de bank heeft
    • Ik sta al heel lang rood bij de bank, dat betekent dat ik een negatief banksaldo heb. 
    • Het Nationaal Instituut voor Bugetvoorlichting (Nibud) gaf begin deze week tips om verstandig met geld om te gaan. Zo adviseert het 10 procent van je inkomen te sparen. En we kunnen volgens het Nibud het best eens per week ons banksaldo checken en jaarlijks onze inkomsten en uitgaven plannen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord banksaldo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.