banksaldo
Nederlands
Woordafbreking
- bank·sal·do
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bank en saldo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | banksaldo | banksaldo's banksaldi |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
banksaldo o [1]
- tegoed dat iemand bij de bank heeft
- Ik sta al heel lang rood bij de bank, dat betekent dat ik een negatief banksaldo heb.
- Het Nationaal Instituut voor Bugetvoorlichting (Nibud) gaf begin deze week tips om verstandig met geld om te gaan. Zo adviseert het 10 procent van je inkomen te sparen. En we kunnen volgens het Nibud het best eens per week ons banksaldo checken en jaarlijks onze inkomsten en uitgaven plannen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord banksaldo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'banksaldo' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.