bandeloos
Nederlands
Woordafbreking
- ban·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bandeloos | bandelozer | bandeloost |
verbogen | bandeloze | bandelozere | bandelooste |
partitief | bandeloos | bandelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bandeloos
- zonder zich bekommeren om enige normen of regels
- Zijn bandeloos leven voerde hem naar de ondergang.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bandeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bandeloos' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.