balustrade
![](../I/m/20111127Speyer20.jpg)
balustrade
Nederlands
Woordafbreking
- ba·lus·tra·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hekwerk met stijlen’ voor het eerst aangetroffen in 1825 [1]
- Via allerlei tussenvormen van het Oudgriekse βαλαύστιον.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | balustrade | balustraden balustrades |
verkleinwoord | balustradetje | balustradetjes |
Zelfstandig naamwoord
balustrade v
- (bouwkunde) een laag hekwerk dat een min of verheven standplaats omsluit
- De balustrade viel uit elkaar, wat zeer grote gevolgen zou kunnen hebben.
Vertalingen
1. een laag hekwerk dat een min of verheven standplaats omsluit
Gangbaarheid
- Het woord balustrade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'balustrade' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.