baluster

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·lus·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stijl, kleine zuil van balustrade’ voor het eerst aangetroffen in 1762 [1]
  • Via allerlei tussenvormen van het Oudgriekse βαλαύστιον.
enkelvoud meervoud
naamwoord baluster balusters
verkleinwoord balustertje balustertjes

Zelfstandig naamwoord

baluster m

  1. een verticale zuil of spijl van bijvoorbeeld een trap of leuning, in het bijzonder dienend ter afsluiting en vaak sterk geprofileerd
    • De baluster vormt een onderdeel van de balustrade. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord baluster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.