bader

• Geluid:  bader    (hulp, bestand)

• ba·der

Naamwoord van handeling van bade met het achtervoegsel -er

• afgeleid van baden met het achtervoegsel -er

bader m

1. iemand, die baadt

1. • Wat is het verschil tussen een bader en een zwemmer? Het verschil zit hem in de manier waarop ze in het water recreëren. 

• badleven, baadster

• Het woord bader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bader' herkend door:

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

• ba·der

• Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord bade met het achtervoegsel -er

bader

1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade

bader, m

1. bader

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

bader

1. (spreektaal) zich druk maken, stressen [1]
2. (spreektaal) balen, mokken

1. «Quand j’vois la gueule de ce con de mon chef, ça m’fait bader.»

   Als ik die rotkop van mijn baas zie begin ik te balen. [1]

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈbɑːdəɾ /

• ba·der

• Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord bade met het achtervoegsel -er

bader

1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade

bader, m [1]

1. bader

1. «Badstua er varm og det blåser ut damp når døra åpnes og Ishavets badere kommer ut til den snødekte stien som fører til vannet. [2]»

   De sauna is heet en het stroomt stoom uit wanneer de deur opengaat en de IJszeebader komen uit op het met sneeuw bedekte pad dat naar het water leidt.

• badeliv

• innendørsbader
• isbader
• morgenbader
• nakenbader
• solbader