baddoek
Nederlands
Woordafbreking
- bad·doek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bad zn en doek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baddoek | baddoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
baddoek m [1]
- handdoek die men gebruikt in de badkamer na het baden of douchen
- Modern en eco is men door de heerlijke dikke gekleurde handdoeken te vervangen door grote grauwe lappen van wafeldoek. Wafeldoek. Jawel. Het was helemaal uitgestorven behalve als keukendweiltje, en niet ten onrechte, want prettig waren linnen of katoenen baddoeken nooit. [2]
- Half naakt op een tafeltje waarop ze een baddoek had gespreid, tegen de achtergrond van een slordig geschilderd strand met palmbomen. Het kind begon vreselijk te huilen, rammelaars en troostende woordjes hielpen niet, ze werd opgetild en gesust, voorzichtig weer op de baddoek gelegd, waarop ze weer begon te gillen. [3]
- Picanol lanceerde in september een nieuwe luchtweefmachine, de TERRYplus 800, speciaal ontwikkeld voor het weven van badstoffen. "Dit past binnen onze strategie om elk jaar een nieuwe machine op de markt te brengen. Deze machine wordt volledig in Duitsland gemaakt en is bedoeld voor het nichesegment van de baddoek", vertelt Dryhoel. [4]
Gangbaarheid
- Het woord baddoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'baddoek' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC M. de Vos 28 oktober 1993 Heimwee naar een ongebleekt badkamerleven; Kranen met krullen op pootjes
- NRC A. Ramdas 12 juni 1993 Kinderfoto
- De Standaard 23 oktober 2006 door TNL Picanol ziet omzet dalen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.