avonturier
Nederlands
Woordafbreking
- avon·tu·rier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | avonturier | avonturiers |
verkleinwoord | avonturiertje | avonturiertjes |
Zelfstandig naamwoord
avonturier m
- iemand die graag het avontuur opzoekt
- Hij was een onstuitbare avonturier, jammer dat hij verongelukt is.
Hyponiemen
- leunstoelavonturier
Afgeleide begrippen
- avonturiergevoel
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
avonturieren |
avonturier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avonturieren
- Ik avonturier.
- gebiedende wijs van avonturieren
- Avonturier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avonturieren
- Avonturier je?
Gangbaarheid
- Het woord avonturier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'avonturier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.