avegaar

1. boor voor gebruik in een booromslag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  avegaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈavəˌɣar/
Woordafbreking
  • ave·gaar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grote boor’ voor het eerst aangetroffen in 1404 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord avegaar avegaars
verkleinwoord avegaartje avegaartjes

Zelfstandig naamwoord

avegaar m

  1. (gereedschap) boor voor gebruik in een booromslag, het boorsel wordt afgevoerd volgens het principe van de schroef van Archimedes, ook als grondboor
Synoniemen
  • slangenboor
Hyponiemen
  • lepelavegaar
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord avegaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
25 %van de Nederlanders;
24 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.