aval

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aval    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈvɑl/
Woordafbreking
  • aval
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aval -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

aval o

  1. (handel) bindende afspraak over een wissel dat je in die iemands plaats zal betalen als hij zelf in gebreke blijft (als extra zekerheid voor de ontvanger van de wissel)
    • Het aval is onderworpen aan vormvoorwaarden: schriftelijk, met de woorden “goed voor aval” en met de handtekening van de avalgever op de wissel zelf of op een verlengstuk of bij afzonderlijke akte. [1]
  1. (handel) ondertekening van een wissel of bijbehorend stuk als borg voor betaling van die wissel
    • Het aval is onderworpen aan vormvoorwaarden: schriftelijk, met de woorden “goed voor aval” en met de handtekening van de avalgever op de wissel zelf of op een verlengstuk of bij afzonderlijke akte. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord aval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
9 %van de Nederlanders;
25 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Bretons

enkelvoud meervoud
naamwoord   aval     avaloù  

Zelfstandig naamwoord

aval m

  1. (fruit) appel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.