aval
Nederlands
Woordafbreking
- aval
Woordherkomst en -opbouw
- van Italiaans avallo zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aval | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
aval o
- (handel) bindende afspraak over een wissel dat je in die iemands plaats zal betalen als hij zelf in gebreke blijft (als extra zekerheid voor de ontvanger van de wissel)
- Het aval is onderworpen aan vormvoorwaarden: schriftelijk, met de woorden “goed voor aval” en met de handtekening van de avalgever op de wissel zelf of op een verlengstuk of bij afzonderlijke akte. [1]
- (handel) ondertekening van een wissel of bijbehorend stuk als borg voor betaling van die wissel
- Het aval is onderworpen aan vormvoorwaarden: schriftelijk, met de woorden “goed voor aval” en met de handtekening van de avalgever op de wissel zelf of op een verlengstuk of bij afzonderlijke akte. [1]
Gangbaarheid
- Het woord aval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aval' herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Dirix, E. e.a. Handels- en economisch recht in hoofdlijnen 7e druk (2005) Intersentia, Antwerpen; ISBN 9789050954945; p. 152; geraadpleegd 2018-10-16
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.