autoluw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: autoluw (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɑʊ̯toˌlyβ̞/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔʊ̯toˌlyβ̞/
Woordafbreking
- au·to·luw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto en luw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | autoluw | autoluwer | autoluwst |
verbogen | autoluwe | autoluwere | autoluwste |
partitief | autoluws | autoluwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
autoluw
- (verkeer) met relatief weinig auto's
- Omdat ze de straat niet helemaal autovrij konden maken, is die nu autoluw geworden.
Afgeleide begrippen
- autoluwte
Gangbaarheid
- Het woord autoluw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'autoluw' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.