autoloos
Nederlands
Woordafbreking
- au·to·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | autoloos | autolozer | autoloost |
verbogen | autoloze | autolozere | autolooste |
partitief | autoloos | autolozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
autoloos
- (verkeer) zonder autoverkeer
- Volgend weekend wordt er weer een autoloze zondag georganiseerd.
- zonder auto
- Meer en meer inwoners van Antwerpen kiezen ervoor om autoloos door het leven te gaan.
Gangbaarheid
- Het woord autoloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'autoloos' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.