auto-

Nederlands
Huidig
bestand
34
Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to-
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Grieks: 'αυτος' (zelf)
  • voor een klinker valt de laatste o weg dus aut-

Voorvoegsel

auto- [1]

  1. zelf-
Antoniemen
Afgeleide begrippen
   
  • auto-agressief
  • auto-erotiek
  • auto-immuniteit
  • auto-infectie
  • auto-intoxicatie
  • auto-oxidatie
  • autoanalyse
  • autofellatio
  • autofocuscamera
  • autogenese
  • autograferen
  • autografisch
  • autohypnose
  • autoimmunisatie
  • autoimmuniteit
  • autokatalytisch
  • autokritiek
  • autolytisch
  • automedicatie
  • automorf
  • automutilant
  • autopiano
  • autopiloot
  • autoplastisch
  • autoradiografie
  • autoregressie
  • autosoom
  • autotherapie
  • autotomie
  • autotransfusie
  • autotransplantaat
  • autotransplantatie
  • autovaccin

Meer informatie

Verwijzingen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.