autodidact

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·di·dact
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘iem. die kennis heeft door eigen studie’ voor het eerst aangetroffen in 1850 [1]
  • van Duits Autodidakt (met het voorvoegsel auto-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord autodidact
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

autodidact m

  1. iemand die op eigen houtje allerlei kennis vergaart
    • Hij is een echte autodidact. 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord autodidact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.