atoombom

Nederlands

atoombom
Uitspraak
Woordafbreking
  • atoom·bom
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nucleaire bom’ voor het eerst aangetroffen in 1945 [1]
  • samenstelling van  atoom   en  bom   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord atoombom atoombommen
verkleinwoord atoombommetje atoombommetjes

Zelfstandig naamwoord

atoombom v/m

  1. een bom waarvan de vernietigingskracht berust op het vrijkomen van energie door de splitsing van atomen
    • Veel mensen vinden de atoombom een verschrikkelijk oorlogswapen. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord atoombom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.