atoombom
Nederlands
![](../I/m/Castle_Romeo.jpg)
atoombom
Woordafbreking
- atoom·bom
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nucleaire bom’ voor het eerst aangetroffen in 1945 [1]
- samenstelling van atoom en bom [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | atoombom | atoombommen |
verkleinwoord | atoombommetje | atoombommetjes |
Zelfstandig naamwoord
atoombom v/m
- een bom waarvan de vernietigingskracht berust op het vrijkomen van energie door de splitsing van atomen
- Veel mensen vinden de atoombom een verschrikkelijk oorlogswapen.
Vertalingen
1. een bom waarvan de vernietigingskracht berust op het vrijkomen van energie door de splitsing van atomen
Gangbaarheid
- Het woord atoombom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'atoombom' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.