aspireren
Nederlands
Woordafbreking
- as·pi·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met h uitspreken’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse aspirer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aspireren |
aspireerde |
geaspireerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aspireren [3]
- iets willen worden of iets willen hebben.
- met (extra) hoorbare adem uitspreken.
- (medisch) opzuigen (-> aspirateur)
Gangbaarheid
- Het woord aspireren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aspireren' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.