ambiëren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bië·ren, am·bi·eren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dingen naar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ambiëren
ambieerde
geambieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

ambiëren

  1. inergatief naar iets streven
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ambiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.