asfaltbeton

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·falt·be·ton
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord asfaltbeton
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

asfaltbeton o [1]

  1. materiaal dat wordt samengesteld uit minerale aggregaten en bitumen dat wordt gebruikt als wegverhardingsmateriaal
    • Het is niet makkelijk een betrouwbaar getal te vinden voor de blootstelling van Nederlanders aan bandenslijtstof. Maar via onderzoek van Deltares en TNO dat wordt aangehaald in het tijdschrift Milieu van september 2015 is een schatting te maken. Dankzij het gebruik van zoab (zeer open asfaltbeton) op snelwegen komt hier relatief weinig bandenslijtstof in de lucht. In Nederland gaat het jaarlijks om zo’n 1.040 ton bandenslijpsel. Dat komt ongeveer overeen met 30.000 versnipperde autobanden. Ter vergelijking: op een kunstgrasveld ligt volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een hoeveelheid rubberkorrels gelijk aan 20.000 banden.[2] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord asfaltbeton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sander Voormolen 3 januari 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.