asem
Nederlands
Woordafbreking
- asem
Zelfstandig naamwoord
asem m
- De benauwde man kon haast geen asem meer krjgen.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
asemen |
asem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van asemen
- Ik asem.
- gebiedende wijs van asemen
- Asem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van asemen
- Asem je?
Gangbaarheid
- Het woord asem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'asem' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /asɛm/
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.