artrose
Nederlands
Woordafbreking
- ar·tro·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewrichtsontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- met het voorvoegsel artro- en met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | artrose | artroses |
verkleinwoord | - | - |
Vertalingen
1. een aandoening van het gewrichtskraakbeen
Gangbaarheid
- Het woord artrose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'artrose' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.