armklem
Nederlands
![](../I/m/Armlock_juji-gatame_armbar.jpg)
[1] armklem
Woordafbreking
- arm·klem
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arm zn en klem zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armklem | armklemmen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
armklem m
- een controletechnieken die bij vechtsporten zoals judo, karate en jiujitsu worden gebruikt, de bedoeling van een armklem is dat men het ellebooggewricht immobiliseert
- „Ik ben een getraind judoka en heb de man in een armklem gelegd. [1]
- iemand klemmend vasthouden met de arm
- De rechtbank concludeerde dat de aanhouding wel rechtmatig was en ook dat de armklem proportioneel was. Dat de beveiliger die armklem echter ook nog aanhield terwijl zijn collega was gearriveerd en toen bleek dat de arrestant niet meer tegenspartelde, vond de rechter wel verwijtbaar. [2]
Gangbaarheid
- Het woord armklem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'armklem' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 18-02-17 Winterswijker houdt winkeldief vast met een armklem
- Het Parool 20 DECEMBER 2013 Beveiliger vrijgesproken van dood door schuld arrestant
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.