arme

Niet te verwarren met: Arme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. verbogen vorm van de stellende trap van arm
enkelvoud meervoud
naamwoord arme armen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

arme m

  1. iemand die weinig bezit
    • Er waren erg veel armen in die streek. 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord arme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. attributieve vorm van arm

Deens

Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van arm

Zelfstandig naamwoord

arme, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van arm

Frans

Werkwoord

vervoeging van
armer

arme

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van armer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van armer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van armer


Noors

Woordafbreking
  • ar·me
Naar frequentie 6534

Bijvoeglijk naamwoord

arme, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van arm


Nynorsk

Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van arm


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
armar

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
vervoeging van
armarse

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  1. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.