arbitrair
Nederlands
Woordafbreking
- ar·bi·trair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘willekeurig’ voor het eerst aangetroffen in 1503 [1]
- afgeleid van het Franse arbitraire of van arbiter of arbitrant met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | arbitrair | arbitrairder | arbitrairst |
verbogen | arbitraire | arbitrairdere | arbitrairste |
partitief | arbitrairs | arbitrairders | - |
Gangbaarheid
- Het woord arbitrair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'arbitrair' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.