arbeidsongeschikt
Nederlands
Woordafbreking
- ar·beids·on·ge·schikt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arbeid en ongeschikt met het invoegsel -s-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | arbeidsongeschikt | arbeidsongeschikter | arbeidsongeschiktst |
verbogen | arbeidsongeschikte | arbeidsongeschiktere | arbeidsongeschiktste |
partitief | arbeidsongeschikts | arbeidsongeschikters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
arbeidsongeschikt
- niet in staat zijn om te werken (binnen het 'normale' bedrijfsleven)
- Door zijn rugklachten was hij arbeidsongeschikt geworden.
Gangbaarheid
- Het woord arbeidsongeschikt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.