aprilvis
Nederlands
Woordafbreking
- april·vis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van april zn en vis zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aprilvis | aprilvissen |
verkleinwoord | aprilvisje | aprilvisjes |
Zelfstandig naamwoord
aprilvis m [2]
- een grap die op 1 april wordt gemaakt
- De 1 aprilgrap is een wereldwijd fenomeen. Fransen kennen 'Poisson d'avril', Vlamingen 'een 1 aprilvis', Engelsen en Amerikanen 'April Fool's Day'. [3]
- De aprilvis is met uitsterven bedreigd. Jarenlang was het traditie: 1 april in het tv-journaal of in de krant. Maar anno 2018 doen de media niet meer mee. Hoe moet het nu verder met de aprilvis? Kamagurka voorspelt het. [4]
Gangbaarheid
- Het woord aprilvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aprilvis' herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- aprilvis op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool 31 maart 2011 Trending veel fantasie bij 1 aprilgrappen wereldwijd
- De Standaard 3 april 2018 om Kamagurka Waarom het einde van de aprilvis nog niet nabij is
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.