appreteur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·pre·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord appreteur appreteurs
verkleinwoord appreteurtje appreteurtjes

Zelfstandig naamwoord

appreteur [1]

  1. (beroep) iemand die appreteert, appreteerder
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'appreteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.