apotheose

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apo·the·o·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vergoddelijking’ voor het eerst aangetroffen in 1769 [1]
  • afgeleid van 'theos' (god) met het voorvoegsel apo- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord apotheose apotheosen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

apotheose v [3]

  1. slotstuk van een opvoering vertoond met veel pracht en praal
  2. verheffing van een sterveling tot het niveau van een god, vergoddelijking
Synoniemen
  • slottafereel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord apotheose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.