anticipatie
Nederlands
Woordafbreking
- an·ti·ci·pa·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het vooruitgrijpen’ voor het eerst aangetroffen in 1502 [1]
- Naamwoord van handeling van anticiperen met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anticipatie | anticipaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
anticipatie v [3]
- het vooruitlopen op iets
- (juridisch) het vervroegen van de rechtszitting
- beschikking over pas later inbare of vervallende bedragen
Gangbaarheid
- Het woord anticipatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'anticipatie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.