anal

Duits

Uitspraak
  • IPA: /aˈnaːl/
Woordafbreking
  • anal
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Latijnse anus met het achtervoegsel -al
stellend vergrotend overtreffend
anal
-
-
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

anal

  1. (medisch), (anatomie) anaal
  1. «Familienväter werden geschlagen und ausgeraubt, ehrbare Matronen vor den Augen ihrer Kinder anal vergewaltigt.[1]»
    Huisvaders worden geslagen en beroofd, eerbare matronen worden voor de ogen van hun kinderen anaal verkracht.
Verwante begrippen
  • rektal
Antoniemen
Hyperoniemen
  • Anatomie
Hyponiemen
  • perianal
Uitdrukkingen en gezegden

(psychoanalyse) anale Phase

  • Anale fase.
Afgeleide begrippen
  • Analabszess, Analbehaarung, Analbereich, Analbeutel, Analatresie, Analdrüse, Analerotik, Analekzem, Analfissur, Analfistel, Analhygiene, Analkanal, Analkarzinom, Analkoitus, Analmassage, Analplug, Analpolyp, Analprolaps, Analregion, Analschleimhaut, Analschmuck, Analverkehr

Verwijzingen

Engels

Bijvoeglijk naamwoord

anal

  1. (medisch), (anatomie) anaal


Portugees

Bijvoeglijk naamwoord

anal

  1. (medisch), (anatomie) anaal


Spaans

  enkelvoud meervoud
mannelijk anal anales
vrouwelijk anal anales

Bijvoeglijk naamwoord

anal

  1. (medisch), (anatomie), anaal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.