amechtig
Nederlands
Woordafbreking
- amech·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘sterk hijgend’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1]
- Afgeleid van amacht met het achtervoegsel -ig, afgeleid van macht met het voorvoegsel a-,
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | amechtig | amechtiger | amechtigst |
verbogen | amechtige | amechtigere | amechtigste |
partitief | amechtigs | amechtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
amechtig
- sterk hijgend
- kortademig.
- overdrachtelijk krampachtig, vertwijfeld
- Hij deed een amechtige poging zijn beschadigde imago weer wat op te poetsen.
Afgeleide begrippen
- amechtigheid
Vertalingen
1. sterk hijgend
Bijwoord
amechtig
- op amechtige wijze
Gangbaarheid
- Het woord amechtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'amechtig' herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.