ambivalent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bi·va·lent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘twee waarden hebbend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1934 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen ambivalentambivalenterambivalentst
verbogen ambivalenteambivalentereambivalentste
partitief ambivalentsambivalenters-

Bijvoeglijk naamwoord

ambivalent

  1. op hetzelfde moment twee verschillende, meestal positieve en negatieve gevoelens hebbend
    • Het dier vertoont ambivalent gedrag. 
    • Zij had ambivalente gevoelens bij haar nieuwe vriendje. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ambivalent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
  • IPA: /ambivaˈlɛnt/
Woordafbreking
  • am·bi·va·lent
stellend vergrotend overtreffend
ambivalent
ambivalenter
am ambivalentesten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

ambivalent

  1. ambivalent


Engels

Uitspraak
stellend vergrotend overtreffend
ambivalentmore ambivalentmost ambivalent

Bijvoeglijk naamwoord

ambivalent

  1. ambivalent


Frans

Uitspraak
  • IPA: /ɑ̃bivalɑ̃/
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   ambivalent ambivalents
  vrouwelijk   ambivalente ambivalentes

Bijvoeglijk naamwoord

ambivalent

  1. ambivalent
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.