alvorens
Nederlands
Woordafbreking
- al·vo·rens
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onderschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1674 [1]
- samenstelling van al en vorens [2]
Voegwoord
alvorens
- luidt een handeling in die in de tijd voorafgaat aan die van de hoofdzin
- Alvorens hij te bed ging, dronk hij eerst nog een kop rooibosthee.
- Alvorens B te doen, deed hij eerste A.
Vertalingen
1. luidt een handeling in die in de tijd voorafgaat aan die van de hoofdzin
Gangbaarheid
- Het woord alvorens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'alvorens' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.