aluin
Nederlands
Woordafbreking
- aluin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dubbelzout’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands aluun of alun[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aluin | aluinen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
aluin m
- (scheikunde) (mineraal) kaliumaluminiumsulfaat KAl(SO4)2
- (scheikunde) (mineraal) een van de stoffen die eenzelfde kristalstructuur bezitten als [1]
Hyponiemen
- pluimaluin
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aluinen |
aluin
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aluinen
- Ik aluin.
- gebiedende wijs van aluinen
- Aluin!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aluinen
- Aluin je?
Gangbaarheid
- Het woord aluin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aluin' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.