alluderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alluderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑlyˈderə(n)/
Woordafbreking
  • al·lu·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zinspelen op’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
  • van Frans alluder [2] met het achtervoegsel -eren [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
alluderen
alludeerde
gealludeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

alluderen

  1. een toespeling maken
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alluderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
35 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.