alfahulp

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·fa·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alfahulp alfahulpen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

alfahulp v / m

  1. (beroep) iemand die in de gezinsverzorging werkt en in loondienst werkzaam is bij de patiënt/cliënt zelf

Gangbaarheid

  • Het woord alfahulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.