alfahulp
Nederlands
Woordafbreking
- al·fa·hulp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van alfa zn en hulp zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alfahulp | alfahulpen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
alfahulp v / m
- (beroep) iemand die in de gezinsverzorging werkt en in loondienst werkzaam is bij de patiënt/cliënt zelf
Gangbaarheid
- Het woord alfahulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'alfahulp' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.