albatros
Nederlands
Woordafbreking
- al·ba·tros
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels of frans, in de betekenis van ‘stormvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1763 [1]
- uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | albatros | albatrossen |
verkleinwoord | albatrosje | albatrosjes |
Zelfstandig naamwoord
albatros m
- (vogels) een grote zeevogel met lange vleugels
- Veel mensen vinden de albatros een mooie vogel.
Vertalingen
1. een grote zeevogel met lange vleugels
Gangbaarheid
- Het woord albatros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'albatros' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.