afzenden
Nederlands
Woordafbreking
- af·zen·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en zenden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzenden |
zond af |
afgezonden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
afzenden
- overgankelijk iets met een bode of koeriersdienst meegeven teneinde het ergens te laten bestellen
- De poststukken waren nog niet afgezonden.
Vertalingen
1. iets met een bode of koeriersdienst meegeven ten einde het ergens te laten bestellen
Gangbaarheid
- Het woord afzenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afzenden' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.