afwas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·was
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afwas afwassen
verkleinwoord afwasje afwasjes

Zelfstandig naamwoord

afwas m

  1. het afwassen, het af te wassene
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
afwassen

afwas

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwassen
    • ... dat ik afwas. 

Gangbaarheid

  • Het woord afwas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.