afvaardigen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·vaar·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afvaardigen
vaardigde af
afgevaardigd
zwak -d volledig

Werkwoord

afvaardigen

  1. overgankelijk iemand machtigen om iets te vertegenwoordigen, meestal een vereniging of een staat
    • De burgemeester had hem afgevaardigd om die vereniging te vertegenwoordigen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afvaardigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.