afschepen
Nederlands
Woordafbreking
- af·sche·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en schepen ww (varen, inschepen) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschepen |
scheepte af |
afgescheept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afschepen
- overgankelijk onder voorwendselen iemand onverrichter zake wegsturen.
- We laten ons niet meer door de onbeschofte verkoper afschepen, als we onze zin niet krijgen vragen we naar zijn superieur.
Gangbaarheid
- Het woord afschepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afschepen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.