afluizen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·lui·zen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afluizen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afluizen
luisde af
afgeluisd
zwak -d volledig
  1. door onderhandelingen proberen te krijgen
    • Een bedrijfswagen afluizen. Om dan te klagen dat het milieu naar de knoppen gaat en dat het een akelige wereld is om kinderen in groot te brengen. Dichter bij het werk gaan wonen? Ja, maar alleen als dat werk in New York of op de top van de Shishapangma ligt. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'afluizen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.