afkorten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kor·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkorten
kortte af
afgekort
zwak -t volledig

Werkwoord

afkorten

  1. overgankelijk, (taalkunde) kortere versies voor veelgebruikte woorden of woordgroepen bedenken
    • Het woord "bijvoorbeeld" wordt vaak afgekort tot "bijv.". 
  1. overgankelijk korter zagen van planken, dwars op de vezel
    • Voordat hij de balk afkortte, tekende hij hem secuur af. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afkorten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.