afgezaagd
Nederlands
Woordafbreking
- af·ge·zaagd
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zo dikwijls ter sprake gebracht dat het nieuwe er allang af is’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
- vervoeging van afzagen: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van af bw en gezaagd ww [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afgezaagd | afgezaagder | afgezaagdst |
verbogen | afgezaagde | afgezaagdere | afgezaagdste |
partitief | afgezaagds | afgezaagders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
afgezaagd
- Hij doet wel erg afgezaagd werk.
- De man vertelt altijd afgezaagde grappen.
Afgeleide begrippen
- afgezaagdheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afgezaagd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afgezaagd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.