afgelasten

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
afgelastenafgelastend
afgelastingafgelast
Uitspraak
  • Geluid:  afgelasten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɑfxəˌlɑstə(n)/
Woordafbreking
  • af·ge·las·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afgelasten
/'ɑfxəˌlɑstə(n)/
gelastte af
/ɣə'lɑstə ʔ'ɑf/
afgelast
/'ɑfxəˌlɑst/
zwak -t volledig

Werkwoord

afgelasten

  1. overgankelijk de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
    • In verband met de terroristische aanslag werd besloten alle wedstrijden af te gelasten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afgelasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.