afgelasten
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afgelasten | afgelastend |
afgelasting | afgelast |
Woordafbreking
- af·ge·las·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en gelasten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afgelasten /'ɑfxəˌlɑstə(n)/ |
gelastte af /ɣə'lɑstə ʔ'ɑf/ |
afgelast /'ɑfxəˌlɑst/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afgelasten
- overgankelijk de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
- In verband met de terroristische aanslag werd besloten alle wedstrijden af te gelasten.
Vertalingen
1. de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
Gangbaarheid
- Het woord afgelasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afgelasten' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.