afgelast
Nederlands
Woordafbreking
- af·ge·last
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van afgelasten: voltooid deelwoord
- vervoeging van aflassen: voltooid deelwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afgelasten |
afgelast
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgelasten
- ... dat ik afgelast.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgelasten
- ... dat jij afgelast.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgelasten
- ... dat hij afgelast.
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | afgelast | |
verbogen | afgelaste | |
vervoeging van | ||
afgelasten |
afgelast voltooid deelwoord van afgelasten
- vormt de voltooide tijden
- De organisatie heeft de wandeltocht vanwege de hitte afgelast.
- vormt de lijdende vorm
- De wedstrijd werd afgelast wegens slecht veld.
- attributief gebruikt een evenement niet door laten gaan
- De afgelaste wedstrijd moet volgende week ingehaald worden.
- als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
- Wegens ziekte zijn haar officiële verplichtingen voor deze week afgelast.
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | afgelast | |
verbogen | afgelaste | |
vervoeging van | ||
aflassen |
afgelast voltooid deelwoord van aflassen
- vormt de voltooide tijden
- De lasser heeft de constructie afgelast.
- vormt de lijdende vorm
- De diverse staalconstructies worden lasklaar samengebouwd en afgelast.
- attributief gebruikt een voltooid laswerk
- Het afgelaste hek werd direct na het lassen groen gespoten.
- als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
- De romp van de boot is dubbelzijdig afgelast.
Gangbaarheid
- Het woord afgelast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.