acuut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  acuut    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈkyt/
Woordafbreking
  • acuut
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plotseling opkomend (van ziekte)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen acuutacuteracuutst
verbogen acuteacutereacuutste
partitief acuutsacuters-

Bijvoeglijk naamwoord

acuut

  1. plots ontstaan, op korte termijn verlopend, meestal ook spoedeisend ingrijpen vereisend
    • Gelukkig werd de man met een acute blindedarmontsteking snel geholpen, want hij verging van de pijn. 
  1. direct
    • Je moet acuut deze brief posten, want anders kun je ontslagen worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord acuut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.