accordeon
Nederlands
Woordafbreking
- ac·cor·de·on
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toetsinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Via het Franse accordéon van het Duitse Akkordion.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accordeon | accordeons |
verkleinwoord | accordeonnetje | accordeonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
accordeon m/o
- (muziekinstrument) een muziekinstrument met doorslaande tongen waarbij door trekken en duwen dezelfde toon wordt geproduceerd
- De straatmuzikant speelde op zijn accordeon.
Hyponiemen
- klavieraccordeon, knopaccordeon
Afgeleide begrippen
- accordeonactie, accordeondeur, accordeoneffect, accordeonfile, accordeonhypotheek, accordeonist, accordeonmuziek
Vertalingen
1. een muziekinstrument waarbij door trekken en duwen een toon wordt geproduceerd
Gangbaarheid
- Het woord accordeon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'accordeon' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.